Hermeneutiek

Veel klassieke Griekse filosofen, zoals Socrates, waren overtuigd van het idee dat ware kennis over het leven start bij intensief zelfonderzoek.

De kern van de hermeneutiek, zoals de filosoof Gadamer die presenteert in zijn boek Wahrheit und Methode is het begrip ‘verstehen’, en niet gemakkelijk te vertalen: begrijpen en verstaan, doen niet geheel recht  aan de ware essentie, namelijk: “dat verstaan direct deelhebben aan het leven is”! (zonder bemiddeling van het begrip).

‘Verstaan’ is niet een statisch geheel, maar wordt gekenmerkt door actie en beweging: het roept een proces op en zet een ontwikkeling in gang.

De filosofische hermeneutiek van Gadamer is geen methodenleer, maar wil met behulp van zelfbewustzijn (ken U zelve) een verbinding zoeken met je eigen ervaringswereld!

Hermeneutiek is een filosofische discipline die al door Homerus werd omschreven als interpretatie van de berichten van de goden aan de mensen. De boodschapper was Hermes. En het sleutelwoord is ‘interpretatie’.

Eeuwen lang was hermeneutiek een methode om oude geschriften te interpreteren, de Bijbel of Romeinse wetboeken bijvoorbeeld. Na de Reformatie en de Verlichting werd het een zelfstandige filosofische wetenschap. In de 19e eeuw werd het al méér dan alleen de kunst van het interpreterend lezen van een tekst, maar werd het de leer van het verstaan of begrijpen van het leven zelf.

Het zgn. correspondentiemodel van de natuurwetenschappen zei dat een uitspraak waar is als zij overeenstemt met de feiten. Een paar grote namen uit de 19e eeuw waren Schleiermacher (1768-1843) en Dilthey (1833-1911). Schleiermacher bracht de drie toen bestaande interpretatiemethoden voor het eerst bij elkaar. Hij ontwierp één hermeneutiek voor alle tekstgenres. Hij legde sterk de nadruk op de auteur. Je interpreteerde goed als je wist wat de auteur met zijn tekst had bedoeld. Vaak moest je daartoe het leven van de schrijver betuderen en de samenleving waarin hij leefde.

Wat Schleiermacher dus voor ogen stond was reconstructie van de oorspronkelijke betekenis, dat objectieve correspondentiemodel toepassen op de hermeneutiek. Hij zag het als een methodologisch probleem. Hij maakte grammaticale, psychologische en technische regels, kennelijk met de bedoeling dat die objectief verstaan zouden moeten opleveren.

Dilthey, van huis uit historicus, ging enthousiast verder. Hij werkte Schleiermachers leer van tekstuitleg om tot een algemene methode voor alle wetenschappen, dus ook de geesteswetenschappen. Dat was een belangrijke ontwikkeling, want toen ging men het verschil beseffen tussen het verklaren in de natuurwetenschap en het verstaan in de menswetenschap. Menswetenschappers kunnen mensen alleen onderzoeken omdat ze weten hoe het is om mens te zijn die voelt, spreekt, creëert en handelt. Maar verklaren waarom een mens doet wat hij doet, dat is heel andere koek.

Natuurwetenschappen zijn gericht op het verklaren van natuurverschijnselen met behulp van algemene wetten, maar in de geesteswetenschappen en de zg. humaniora (studie van de klassieke talen en letterkunde, Grieks en Latijn) gaat het om verstaan van verschijnselen als menselijke taaluitingen of andere menselijke handelingen, en die zijn per definitie altijd concreet en uniek. Voorbeelden: een natuurwetenschapper kan een steen of een atoom onderzoeken en verklaren, maar niet verstaan. Een menswetenschapper daarentegen kan niet verklaren waarom een grap leuk is of waarom liefdesverdriet erg is. Dat kan hij alleen maar verstaan. Soms wordt het woord ‘verstaan’ wel eens vervangen door ‘begrijpen’, met een iets groter risico van misverstand.

Hetzelfde in subject-object-termen: subject mens kan het object water onderzoeken op vriespunt. Ieder ander subject kan hetzelfde doen, met dezelfde uitkomst. Subject en object zijn dus scheidbaar. Maar subject mens kan ook als object een gedicht maken, een lied zingen, of een landschap schilderen. Dan zijn subject en object onscheidbaar. Ieder ander subject zou een ander object scheppen. Wat in de natuurwetenschap wel kan, kan niet in de menswetenschappen, en ook niet in de kunst of in de filosofie. De vraag naar het inrichten van je leven is van een andere soort dan de vraag naar het vriespunt van water.

In de 20e eeuw werkten Heidegger en Gadamer dat nieuwe uitgangspunt verder uit, en aan Gadamer (1900-2002) komt de eer toe dat hij hermeneutiek tot een universeel principe heeft gemaakt. Het is nu veel meer dan alleen maar een methode geworden. Hermeneutische discussies zijn gangbaar geworden in de literatuur- en kunstwetenschappen, geschiedenis-wetenschap, psychologie en zelfs in de natuurwetenschappen (na Kuhn & Feyerabend o.a.).

Zijn stelling is dat het hele menselijke bestaan interpreterend is. Dat interpreteren een rol speelt bij het waarnemen, voelen en ervaren van alle menselijke uitingen. Dus bij het luisteren naar muziek, kijken naar een kunstwerk, lezen van een boek, het beleven van een maçonniek ritueel, en zeker bij gesprekken tussen mensen. Die stelling van Gadamer is lang niet zo radicaal als op het eerste gezicht lijkt, als je maar even stilstaat bij het feit dat wij een groot deel van ons leven bezig zijn met het ontcijferen en interpreteren van de wereld om ons heen.

Proberen we niet van iedere handeling, gedachte of gezegde, van onszelf en van anderen, de betekenis te verstaan, dus te interpreteren? Het woord ‘verstaan’ had altijd al meerdere betekenissen. Denk maar aan ‘de kunst verstaan van viool spelen’, of ‘beter verstaan met een hoortoestel’, of ‘een vreemde taal verstaan’. Daar is nu nóg een betekenis bijgekomen, namelijk hermeneutisch verstaan. Dat werd duidelijk toen we onze succesvolle methoden van de natuurwetenschappen ook in de menswetenschappen uitprobeerden. Toen werden we met de neus op het feit gedrukt dat ‘verklaren’ en ‘verstaan’ totaal verschillende zaken zijn.

Een natuurwetenschapper kan ‘verklaren’ dat een appel altijd naar beneden valt of dat water bij nul graden ijs wordt, maar niet waarom een grap wel of niet leuk is of waarom liefdesverdriet zeer doet. Zulke menselijke’ dingen kun je alleen maar ‘verstaan’, niet ‘verklaren’. Dat geldt ook voor de meeste kunstvormen: die kun je wel verstaan maar niet verklaren. Gadamer zegt interessante dingen over de zeggingskracht van kunst, maar dat zou nu te ver voeren.

Ik zal nu proberen het werk van Gadamer uit te leggen. Hij ontwikkelde zijn ideeën door het denken van Plato en Aristoteles te vergelijken met het denken van vandaag. Hij noemde zijn hermeneutisch interpreteren ‘dialectisch’, d.w.z. via vraag en antwoord, stelling en tegenstelling, interactie tussen subject en object, tussen kunstwerk en beschouwer, tussen muzikant en toehoorder, en natuurlijk ook tussen gesprekspartners, mijn invalshoek van nu.

Als we lezen of luisteren, merken we iets interessants. Om te weten wat een zin betekent, moeten we weten wat elk afzonderlijk woord betekent. Maar we kunnen pas zeker zijn wat de woorden betekenen als we weten wat de zin betekent. Zinnen hebben woorden nodig, maar woorden hebben zinnen nodig.

Dat dialectische heen-en-weer gaan tussen de sprekers gebeurt in wat Gadamer de ‘hermeneutische cirkel’ noemt. De delen bepalen de betekenis van het geheel en het geheel bepaalt de betekenis van de delen. Kijken naar een voetbalwedstrijd of naar een schilderij, of het voeren van een gesprek verschillen niet wezenlijk in dit opzicht.

Gadamer zelf gebruikt o.a. de rechtspraak als voorbeeld: een rechter moet een geschreven wet toepassen op een specifiek geval. Maar hij moet ook rekening houden met de bijzondere omstandigheden. Met zijn uitspraak geeft hij aan wat de wet in dit specifieke geval precies te betekenen heeft. Daardoor verandert ook de betekenis van die wet, via de jurisprudentie. Zo ontstaat een hermeneutische cirkel van een algemeen juridisch principe, gevuld met concrete juridische oordelen.

Maar, zo betoogt Gadamer, we moeten ook nog op de juiste manier in die cirkel terecht komen. En dan zijn er struikelblokken, want ieder van ons brengt zijn denkkader mee, zijn hoogstpersoonlijke eigen systeem van overtuigingen en verwachtingen, die hij heeft geaccepteerd als zijnde waar voor de wereld waarin hij leeft. Product van zijn opvoeding en levenservaringen. Dat denkkader beïnvloedt hoe we reageren, wat we voelen, hoe en wat we waarnemen, wat we goed- en afkeuren, enz.

En het is maar heel zelden bij alle mensen gelijk. Iets dat vaak over het hoofd wordt gezien als we het over cultuurverschillen hebben. En ook wel eens in onze comparities.

Een consequentie is dat we woorden niet allemaal op dezelfde manier gebruiken. Woorden hebben nuances van betekenis en gevoelsinhoud, die afhankelijk zijn van het denkkader van de spreker, en natuurlijk ook van de aangesprokene. Gadamer noemt dat ‘verstaanshorizon’. Telkens als we iets nieuws ervaren of leren, wordt onze horizon wijder en wordt verder leren gemakkelijker. Hoe wijder onze horizon, hoe groter de kans op goed verstaan.

Onbevooroordeeld ‘verstaan’ is onmogelijk. Vóóroordelen kunnen struikelblokken zijn, maar ze zijn juist weer nuttig en productief als je je ervan bewust bent.

Bijvoorbeeld: je begint een boek te lezen met je eigen verstaanshorizon, je vertrouwde betekenissen en overtuigingen. Die leveren je een min of meer ‘klaarliggende’ interpretatie van wat je leest. Het komt er nu op aan die op het spel te zetten, kritisch te laten bevragen door wat je leest. Vooroordelen worden dan bevestigd of ontkend. Doe je dat niet, dan riskeer je misinterpretaties. Slaagt dat dialectische vraag- en antwoordspel, dan heb je de tekst ‘verstaan’ in de nieuwe betekenis. In het jargon van Gadamer heet dat horizonfusie of horizonversmelting. In mijn jargon betekent het ‘probleemverheldering’.

Let wel, dat hoeft helemaal niet te betekenen dat je het met de schrijver eens bent. Je hebt alleen maar geïnterpreteerd wat hij zegt. Verstaan en beoordelen zijn totaal verschillende zaken. Zo’n vraag- en antwoordspel gebeurt zinnebeeldig bij lezen, en ook bij muziek beluisteren of verstaan van schilderijen, films of ander kunstwerk. Maar in een goed gesprek gebeurt het letterlijk. Voorwaarde is steeds dat we onze geest open houden voor alles wat binnenkomt. Dat we dus bereid zijn eerdere ervaringen en meningen op het spel te zetten, en ruimte te bieden voor iets nieuws. Pas als beide gesprekspartners dat doen, hebben ze zich op de juiste wijze in de hermeneutische cirkel geplaatst.

Een gesprek beginnen alleen om gelijk te krijgen komt nooit aan horizonversmelting toe. Een grondgedachte van hermeneutiek à la Gadamer is namelijk het uitgangspunt dat de ander wel eens gelijk zou kunnen hebben.

In de wetenschapsfilosofie was dat ook al een stelling van Karl Popper. Zonder goede wil van beide kanten is een hermeneutisch gesprek niet mogelijk. Een nuttig middel is vragen stellen. Die houden de dialectiek op gang, en ze houden alle mogelijkheden zo lang mogelijk open. Ze brengen beide partijen nieuwe kennis en ervaringen. De juiste vragen stellen is belangrijker dan de juiste antwoorden geven. En vaak ook moeilijker. Vragen is alleen maar makkelijk als je niet op verstaan uit bent, maar alleen maar je eigen gelijk wilt halen. Of de ander wilt afkraken.

Het woordenboek omschrijft interpreteren meestal met iets als ‘vertolken’, ‘uitleggen’ e.d., maar je merkt wel dat het bij Gadamer veel méér is. Het is niet het verstandelijk ordenen van materiaal, maar bewogen worden door wie of wat je interpreteert, een tekst, een kunstwerk of een ander mens. We zijn in ons leven constant bezig met het begrijpen van de wereld om ons heen. Veel in ons leven is onhelder, dus we zijn voortdurend op zoek naar zin en betekenis. Of mensen nou elkaar ontmoeten, op straat iets zien gebeuren, of een zakengesprek voeren, altijd is er sprake van interpretatie. En natuurlijk dus ook misinterpretatie[1]. Denk aan het gesteggel over notulen: men dacht het eens te zijn geworden, maar blijkt toch verschillende ideeën te hebben over wat is afgesproken. Of een verliefd persoon denkt wederkerige gevoelens bij de ander te zien, handelt daarnaar, maar krijgt de kous op de kop. Soms gelooft hij dan nog niet eens aan een misinterpretatie, maar denkt hij of zij dat de ander hem voor de gek heeft gehouden. Niet verwonderlijk, want zijn interpretatie werd gekleurd door wat hij graag wilde en zelf voelde. Gadamers hermeneutiek heeft duidelijk ook een ethische dimensie. Het is niet alleen ethisch positief dat de interpreet zich open stelt voor de visie van de ander, maar ook dat hij zijn startinterpretatie (zijn vóóroordeel’) op het spel wil zetten. Interpreteren is iets anders dan oordelen of bekritiseren.

Leven en werk van de filosoof Gadamer

Hans Georg Gadamer’s leven overspant de hele twintigste eeuw. Een eeuw met een turbulente en uiteenlopende ontwikkeling met twee wereldoorlogen en enorme technische en culturele veranderingen Hij wordt geboren op 11 februari 1900 in Marburg. Marburg ligt in de Duitse deelstaat Hessen en geniet vooral bekendheid door zijn universiteit. Zijn vader was daar hoogleraar farmaceutische scheikunde en volgens Hans Georg een ‘vorser van formaat’.

In 1902 verhuisde het gezin naar Breslau (huidige Polen) en daar groeide Gadamer op.

In 1904 overleed zijn moeder, zijn vader, voedde hem alleen op onder een streng bewind. Vader Gadamer was een echte bètawetenschapper met een antipathie voor de geesteswetenschappen en begrijpt niet wat zijn zoon Hans-Georg bezielt als hij in 1918 besluit om filologie, geschiedenis-wetenschappen en filosofie te gaan studeren in plaats van de ‘zekere’ natuurwetenschappen. Tot aan zijn achtentwintigste moet Gadamer zijn keuze voor de ‘kletswetenschappen’ rechtvaardigen tegenover zijn vader, die al op 51-jarige leeftijd aan kanker overlijdt.

In 1918 begint Hans Georg Gadamer met studeren in zijn geboorteplaats Breslau. Hij volgt een breed scala aan vakken, met in het begin geen bijzondere interesse in filosofie. In 1920 zet hij zijn studie voort in Marburg. Hier raakt hij voor het eerst geïnteresseerd in de filosofie, in het bijzonder de Marburgerschool voor neo-Kantianen. In 1922 promoveert hij summa cum laude af op een werk over de antieke filosofie. In 1922 ontmoet Gadamer Heidegger voor het eerst en besluit hij naar Freiburg te vertrekken om college bij hem te volgen en tevens Heidegger’s assistent te worden. Heidegger’s tevredenheid over hem was snel bekoeld: “Als u niet genoeg hardheid jegens uzelf kunt opbrengen, wordt het niets met u”. Gadamer is verpletterd en neemt het besluit klassieke filologie te gaan studeren om uit ‘de denkhoudgreep’ van Heidegger te geraken. Tijdens zijn studie filologie blijft hij echter wel student bij Heidegger en wordt hij zelfs door hem uitgenodigd zijn dissertatie te schrijven.

In 1927 studeert hij af. Er volgen 10 jaren van academisch leraarschap, voordat hij een benoeming tot hoogleraar in Leipzig krijgt. Na een korte periode in Frankfurt vertrekt hij naar Heidelberg, waar hij tot zijn emeritaat zou blijven doceren.

Gadamer bekleedt vanaf 1934 verscheidene hoogleraarsposten in Kiel, Leipzig en Frankfurt. In 1949 vestigt Gadamer zich definitief aan de Heidelbergse universiteit, wanneer hij de leerstoel van de overleden Karl Jaspers overneemt. Daar blijft hij tot aan zijn emeritaat in 1968. Op zeer hoge leeftijd maakt Gadamer nog regelmatig reizen rond de wereld, voor het geven van lezingen.

Naar eigen zeggen heeft Gadamer zich zo gezond weten te houden door veel te bewegen en dagelijks tenminste een glas wijn te drinken. Tot aan zijn vijfenzeventigste was Gadamer zelfs als fanatiek tennisser te vinden op de banen van de Heidelberger Tennisvereniging. Dezelfde vereniging waar Steffi Graf het tennisspel heeft geleerd.

Op uitnodiging van Heidegger schrijft Gadamer een ‘echt’ boek. Bij de presentatie van zijn manuscript van “Grundzüge einer philosophischer Hermeneutiek” dat in 1959 af is, becommentarieert Heidegger: “Ach, mein lieber Gadamer, was Sie machen isst alles doch nur Kleingeld”. Gadamer heeft altijd de goedkeurende blik en steun van een vaderfiguur gezocht. Naast Heidegger was dit voor hem ook de fenomenoloog Edmund Husserl en hij zei altijd: “In de filosofie draait het uiteindelijk alleen maar om het kleingeld”.In 1960 wordt, kort voor zijn emeritaat, het boek gepubliceerd onder de titel “Wahrheit und Methode”.

Het is Gadamer’s verdienste dat het hermeneutisch perspectief invloed heeft verworven in de sociale- en menswetenschappen. Hij werkt zijn legitimatie van de geesteswetenschappen zo grondig uit dat hij daarmee een beslissende invloed heeft gekregen op de hedendaagse filosofie.

Het opvallende aan Gadamer is dat hij, net als zijn landgenoot Immanuel Kant, pas op latere leeftijd zijn belangrijkste werken heeft geschreven. Dit late tijdstip is karakteristiek voor hem: Gadamer is een echte leraar geweest. Hij heeft zijn onderwijstaken altijd voorrang gegeven boven zijn andere verplichtingen als hoogleraar. Maar ook heeft Gadamer schrijfangst gehad: hij had het gevoel dat zijn leermeester Heidegger altijd over zijn schouder meekeek, iets wat het schrijfwerk nou niet echt bevorderd heeft. En bovendien is hij zeer bescheiden geweest, wat remmend kan werken op de wil tot publiceren.

Dat de Duitse denker inderdaad niet hoog van de toren blaast, bleek in een televisiegesprek dat hij in 1996 hield met de filosoof Rüdiger Safranski. Op Safranski’s vraag of hij zijn filosofie in één kernzin zou kunnen karakteriseren, antwoordde Gadamer: “Het zou kunnen dat de ander gelijk heeft.” Een bescheiden antwoord, maar ook een antwoord waarin hij de essentie van zijn gedachtegoed bondig prijsgeeft.

Waarheid en methode essentie van het boek

Het zou kunnen dat de ander gelijk heeft”. Wat heeft Gadamer hiermee bedoelt in zijn magnus opus. Ik zal dicht bij de oorspronkelijke tekst Gadamer volgen vanuit zijn boek.

Gadamers filosofie is gecentreerd rond het omgaan van de mens met betekenis. De mens is een wezen met logos (een begrip afkomstig van Aristoteles). Dit wil zeggen dat de mens betekenissen verstaat en te verstaan geeft. Alleen is betekenis nooit in een definitieve vorm gegeven, het bestaat niet in een simpele objectieve gegevenheid en ook niet in een subjectieve betekenisgeving. Omdat betekenis alleen maar in de uitleg wordt gegeven, kunnen we niet anders dan zo’n interpretatie proberen te bevestigen. Daarvoor moeten we een gesprek aanknopen met mensen met andere interpretaties. Maar in zo’n gesprek kan blijken dat mijn uitleg verkeerd is en dat de ander wel eens gelijk zou kunnen hebben.

De wijze waarop wij de wereld verstaan, wordt in de filosofie met hermeneutiek aangeduid. Gadamer vat hermeneutiek op als een universeel principe, dat altijd en overal werkzaam kan zijn als het om verstaan van mensenwerk gaat. Hij stelde dat interpreteren bij alle menselijke uitingen in het geding is. Dus niet alleen bij teksten, maar ook bij kunstuitingen en gesprekken tussen mensen. Vanuit zijn nieuwe visie kenmerkt Gadamer het hele menselijk bestaan als hermeneutisch.

De publicatie “Wahrheit und Methode” vervult in Deel I een sleutelrol in de discussie over status en methodologie van de sociale- en menswetenschappen. Maar moest het worden samengevat tot een slagwoord dan zou dat zijn: “een lofuiting van het vooroordeel”.

Het is Gadamer er hier om te doen het vooroordeel opnieuw te waarderen na de negatieve bijklank die het in de Verlichting heeft gekregen. Het vooroordeel[2] dat onpersoonlijk is, omdat het niet direct op een specifieke bron kan worden teruggevoerd, wijst volgens Gadamer niet op een gebrek, maar op een verbondenheid met een maatschappelijke en culturele traditie. De idee dat men van een traditie zou moeten emanciperen is volgens Gadamer onjuist.

Hij werkt dit uit aan de hand van hoe wij een kunstwerk (tekst, spel, toneelstuk, etc.) ervaren. In zijn visie is dat kunstwerk geen object (zoals de natuurwetenschappen), waar wij als kennend subject tegenover staan. Maar een toneelstuk, spel wordt opgevoerd in een betrokkenheid, waarin schrijver spelers, en toeschouwers opgenomen zijn.

In Deel II plaatst hij de volgende vraag op de voorgrond: wat gebeurt er als mensen proberen zichzelf te kennen op de manier, zoals dat in de geesteswetenschappen voorkomt?

Ik leer mijzelf alleen maar kennen via de kennis van de kunst, de taal, de moraal, de godsdienst, enzovoort. In deze exponenten van de cultuur krijgt het menselijk verstaan van betekenis zijn vorm.

De geschiedenis speelt hierbij een belangrijke rol. Volgens Gadamer zijn alle producten van de menselijke cultuur opgenomen in een historisch verband dat ze met ons verbindt en op afstand plaatst. Neem een boek als de Bijbel. We moeten dat niet opvatten als een boek van toen, wat steeds opnieuw gelezen is. De betekenis van een boek als de Bijbel ligt hem juist in de geschiedenis, waarin het gelezen en geschreven is. Alle mensen die het boek geïnterpreteerd hebben en erover in gesprek zijn geweest, maken deel uit van wat de betekenis van dat boek is.

Gadamer heeft hier een term voor ontwikkeld, te weten: Wirkungsgeschichte.

Deel III van Wahrheit und Methode handelt tenslotte over taal als medium van de hermeneutische ervaring. Het gaat over de ontologische wending van de hermeneutiek aan de hand van de taal. Gadamer volgt hier Heidegger die taal heeft beschreven als een medium waarin ‘zijnsgeschiedenis’ mogelijk wordt. Taal is voor Gadamer de behuizing van de mens. Taal heeft wat hij een sedimentfunctie noemt. Het verbindt groepen mensen. Daarnaast is het de grondslag van verstaan, maar even als het kunstwerk behoeft het representatie in een gesprek. Het gesprek creëert een eigen taal die dan haar eigen werkelijkheid ontsluit.

Tot slot

Het is hier dat waarheid voor ons ervaarbaar wordt. Waarheid kan dus niet natuurwetenschappelijk bereikt worden. Door gebruik te maken van een methode opponeert zij zich hier juist aan. Er is dan geen sprake van een dialoog, maar van dwang. Waarheid en methode zijn geopponeerd. Bubner (Duits filosoof 1973) vatte dit op als ‘Warheit und nicht Methode’.

Gerard Weststeijn, Doesburg december 2018

Ik heb gebruik gemaakt van diverse teksten, die in de loop der tijd door mij zijn gebruikt in lezingen en bouwstukken en van een tekst, die door P. Romeijn is geplaatst op zijn website.

Gadamer, Wahrheit und Methode 1960; tevens de vertaling door Wildschut.

Gadamer uit de reeks filosofie

Lubbers, R., Hermeneutische diagnostiek en probleemoplossing. De mens als tekst. Nijmegen, 1985

Lubbers, R., Psychotherapie door beeld- en begripsvorming, Nijmegen, 1988

Lubbers, R., Experiëntiële psychotherapie door beeld- en begripsvorming. De hermeneutische invalshoek. Spelvarianten. 2002. Via de website van het Langeveldcentrum.

Zie de volgende internetbronnen:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Hermeneutiek

http://geography.ruhosting.nl/geography/index.php?title=Hermeneutics

[1] Dit is van belang in de hulpverlening. Zie Lubbers: het gaat ook altijd om de distorsie.

[2] Elke vorm van ‘verstaan’ begint met een verstaanshorizon (ofwel denkkader). Je leest bijvoorbeeld een boek. Je begint eraan met je eigen verstaanshorizon: jouw voorraad betekenissen en begrippen. Elk verstaan is in essentie bevooroordeeld (Gadamer 259). Het vooroordeel heeft een functie, want het moet op het spel worden gezet door het kritisch te laten bevragen. De Verlichting heeft het vooroordeel in een negatief daglicht gezet. Ook het vooroordeel van de Verlichting (niet uitgaan van een autoriteit, zoals een God of de ratio of de empirie) is weer een vooroordeel.