– voordracht voor het MJ Langeveldcentrum –
5 april 2024
Vanaf het begin In de Griekse oudheid had de hermeneutiek tot doel de waarheid over onszelf en de wereld waarin we leven te ontdekken ter wille van de wijsheid. Vooral In de Oudheid betoogden filosofen dat ontdekkingen over de aard van de dingen ons begrip zouden moeten vergroten van wie we zijn en hoe we ons leven als menselijke wezens zouden moeten leiden. Ze dachten dat al het begrip uiteindelijk zelfinzicht is. In zijn filosofische dialogen leerde Plato bijvoorbeeld dat menselijke kennis voornamelijk gaat over zelfinzicht en morele vorming. In Plato’s dialogen belemmert de figuur van Socrates deze filosofische houding. In Socrates’ apologie[1], zijn zelfverdediging tijdens zijn proces wegens het zogenaamd corrumperen van de jeugd van Athene, riep Socrates het hoogste doel van het leven uit: een ziel zijn die vervolmaakt is door wijsheid en deugd door middel van rationeel zelfonderzoek. Een niet onderzocht leven beweerde hij is geen mensenleven.
We starten met de tekst over de moderne hermeneutiek voor de website van het MJ Langeveldcentrum. Ik ligt ervoor vandaag een aspect uit en wil graag spreken over Wilhelm Dilthey.
“Door de aderen van het kennende subject, dat Kant construeerde, vloeit niet echt bloed, maar enkel het verdunde sap van de rede als denkactiviteit”.
Zo drukte Wilhelm Dilthey uit dat het leven in de Verlichtingsfilosofie te veel uit beeld was geraakt.
Dilthey probeert de filosofie van Kant, de geschiedenis en de hermeneutiek samen te brengen in een nieuwe filosofie over het leven.
Dissertatie van Jos de Mul: “De tragedie van de eindigheid” (januari 1993)
Dilthey’s hermeneutiek van het leven
We gaan het hebben over Dilthey, geboren in 1833 in Wiesbaden, in het hertogdom Nassau in Duitsland, hij trad in de voetsporen van zijn vader door theologie te gaan studeren in Heidelberg, studeerde vervolgens filosofie in Berlijn als leerling van Schleiermacher en in 1867 werd hij professor in Basel en in 1882 in Berlijn, hij overlijdt uiteindelijk in 1911 in Tirol in het noorden van Italië.
Het is belangrijk om eerst de wereld te schetsen waar Dilthey zich in bevond. Hij ging theologie studeren, maar schakelde over tijdens deze studie naar kerkgeschiedenis en kwam in aanraking met Von Ranke en ook Loyson, twee grote historici in het begin van de 19e eeuw en je moet je voorstellen dat geschiedenis eigenlijk toen een vrij nieuw vak was als discipline. Historisch besef was voor die tijd eigenlijk bijna afwezig. Je kunt iets pas begrijpen vanuit de geschiedenis. Als je wil weten wat Nederland is, dan kijk je hoe Nederland is ontstaan en wat is daar gebeurd en wat de invloeden zijn geweest, etc. Dat geldt ook voor een persoonlijk vlak: je levensgeschiedenis, je historiciteit is dus van belang. Niet alleen voor de mens en de maatschappij, maar ook voor de natuur bijvoorbeeld, het is ook de eeuw van de evolutietheorie, en ook daar werd het idee losgelaten dat al die soorten in de natuur eenmalig geschapen waren door God, maar ook die hebben een lange geschiedenis.
In dat milieu groeide Dilthey op. Niet alleen de historici Von Ranke en Loyson waren heel belangrijk voor Dilthey, maar ook de filosoof Kant. Hij bestudeerde Schleiermacher langs de lijn van Kant.
Schleiermacher is de man van de hermeneutiek. Hermeneutiek is traditioneel de interpretatieleer, die al bij de klassieken is opgekomen, daar heb je de klassieke filologie, maar vooral vanaf de Renaissance wordt het heel belangrijk, want men ontdekt opnieuw de oude geschriften en die moeten geïnterpreteerd worden om ze te kunnen begrijpen in onze tijd. Zo had je ook de juridische hermeneutiek, want je hebt wetten, maar wetten moeten ook in steeds wisselende omstandigheden worden toegepast, omdat dingen veranderen in de tijd. Denk bijvoorbeeld aan het briefgeheim: geldt dat ook voor e-mail? Door het ontstaan en gebruik van e-mail krijg je nieuwe vragen. De juridische hermeneutiek, de jurisprudentie is daar dus heel belangrijk in. Naast de juridische en de filologische, was de theologische hermeneutiek van belang. Die ontstond vooral door de grote godsdienstoorlogen, die godsdienstoorlogen waren een gevolg van de verschillende interpretaties van de Bijbel en je kunt elkaar dan de hersens inslaan, maar je kunt ook proberen de ander te overtuigen met woorden dat jouw interpretatie beter is. Dus je ziet dat op ideologisch gebied de hermeneutiek hier een bijdrage aan kon leveren. Dilthey betrekt van meet af aan de ethiek bij zijn filosofie. Daarnaast is Kant[2] heel belangrijk en dat kwam omdat Schleiermacher in de traditie van Kant staat: de grote Verlichtingsfilosoof Kant wordt vaak gezien als een soort kruispunt, zou je kunnen zeggen of een soort breekpunt in de geschiedenis van de wijsbegeerte. Op een doorslaggevende wijze bepaalt Kant dat niet meer de vraag naar de dingen, zoals de wetenschapper dat doet in empirisch onderzoek van de dingen, maar hij stelt de vraag naar de mogelijkheidsvoorwaarden van de kennis daarvan.
Dat wordt wel gezien als het eindpunt van de Verlichting. Verlichting is je losmaken van de autoriteit: bijvoorbeeld religieuze autoriteit, niet de kerk vertelt wat in de bijbel staat, maar het is de persoonlijke verantwoordelijkheid van die mens. Ook in de politiek geldt dat: als dit de koning is, omdat het God is die dit heeft gewild (de democratiseringsgolf) en ook in de wetenschappen zie je dat die autoriteiten wegvalt: kloppen de dingen, omdat Aristoteles het zei, ook daar veranderen de dingen, je moet zelf kritisch nadenken, dus uit je onmondigheid treden.
Kant schrijft in een beroemd pamflet: wat is Verlichting? Kant en Dilthey zitten op het kruispunt van het eindpunt van de Verlichting. Je moet alles voor het Tribunaal van de Rede brengen, maar is die rede wel betrouwbaar. Als we kijken naar de geschiedenis van de filosofie dan zijn er tegengestelde meningen: sommigen zeggen alles is geest, anderen zeggen alles is materie. Er zijn zoveel meningen en daarom is volgens Kant een kritische reflectie nodig. We moeten dit onderzoeken: der Kritik der reinen Vernunft noemde hij dat, het woord kritiek heeft drie betekenissen:
1. het betekent analyse en
2. een rechtvaardiging van het juiste gebruik van de rede en
3. een kritiek ook in de zin van het aanwijzen van wat je niet kunt doen.
Dilthey komt in aanraking met Kant en was helemaal verkocht. Maar Kant die beweerde en in die zin staat Kant eigenlijk nog in de voorhistorische periode, dat die menselijke rede een soort tijdloos instrument is. Dilthey heeft kennis gemaakt met die grote historici en zegt dan is het wel zo dat die rede altijd zo is geweest, kijk eens naar de Middeleeuwen toen werd er heel anders gedacht kijk eens naar de Grieken, die dachten ook heel anders.
Dilthey zegt je zou in feite ook moeten kijken hoe die rede zich heeft ontwikkeld in de loop van de tijd.
Het was niet een geheel nieuw idee van Dilthey, want Hegel heeft dat ook gedaan in zijn Fenomenologie des Geistes, de voortgang van de Geest in de geschiedenis.
Alleen bij Hegel was dat een sterk metafysisch project, een heel abstract project (een beroemde anekdote was dat hij aangegeven had hoeveel planeten er waren en een student zijn hand opstak en zei ja maar professor hoe kunt u dit verantwoorden binnen uw systeem zei hij: Immer so schlimmes für die Wirklichkeit).
Dilthey was historicus, en het gaat daar om feiten en de bronnen, je moet alles onderzoeken.
Dilthey ging Kant’s Kritik der reinen Vernunft combineren met een historisch perspectief.
Eigenlijk wat je tegenwoordig cognitieve evolutietheorie zou kunnen noemen, wat Jean Piaget genoemd heeft: een genetische epistemologie, een ontwikkeling, die historisch is bepaald en die je moet beschrijven.
Piaget zegt iets heel moois en dat is ook wel van toepassing op Dilthey: Piaget zegt, kijk Kant was een constructivist, want als wij de werkelijkheid kennen, dan is het niet dat het een soort spiegel is van de werkelijkheid, nee we vatten die werkelijkheid in menselijke categorieën en vormen van ruimte en tijd, dat zijn typisch menselijke begrippen die wij gebruiken en een begrip, zoals causaliteit bijvoorbeeld dat is een menselijk begrip dat zit niet zo zeer in de dingen zelf, maar dat zit in hoe ze aan ons verschijnen, de categorieën van het verstand. Wat Piaget dan zegt, kijk Kant was een constructivist: kennis is niet louter alleen een weerspiegeling, het is ook een constructie. Wat Kant niet gezien heeft, is dat die vormen zelf ook een constructie zijn. In de loop van de tijd zijn die geconstrueerd met vallen en opstaan, door de geschiedenis bepaald. Je moet consequent blijven in je historiciteit.
Foucault stelt (Frans, filosoof en hermeneut[3]) je hebt historische apriori’s[4], die elkaar opvolgen. Dit wordt nu door Dilthey ingevoerd.
Kant spreekt over tijdloze apriori, alsof wij altijd dezelfde vormen van ruimte en tijd hanteren, terwijl in werkelijkheid, zegt Dilthey zijn die historisch bepaald, maar ook cultureel. Ziet een Chinees de ruimte op precies dezelfde manier als wij dat doen? Neem bijvoorbeeld de Middeleeuwse schilderijen dan zeggen we ja dat perspectief klopte niet, maar misschien ervoeren zij de ruimte anders en beelden zij het wel heel goed uit. Dat is wat Dilthey naar voren brengt.
De Kritik der historische Vernunft dat wordt zijn grote project: de structuur of de architectuur van de reden, waarmee wij de werkelijkheid beschouwen, die bij Kant in zekere zin nog statisch apriori is en dat Dilthey poneert: ook die structuur en de categorieën die daar een rol inspelen die zijn genetisch bepaald, die zijn in wording. Die zijn historisch bepaald en dat gebeurt, omdat ze getoetst worden aan de werkelijkheid.
We hanteren bepaalde categorieën, bepaalde begrippen, maar soms werken die niet en dan moet je begrippen bijstellen. De hele geschiedenis. Vandaar dat Piaget spreekt van een genetische epistemologie, een kennis die zich ontwikkelt in de loop van de tijd en niet alleen dat die empirisch toeneemt, in de zin dat je eerst 10 dieren had beschreven en nu heb ik er 15 beschreven. Dat is meer van hetzelfde. Maar dat je op een heel andere manier de werkelijkheid gaat indelen, gaat categoriseren.
De Middeleeuwse mens keek anders. Wat gebeurt er dan tussen de ontwikkeling in de Middeleeuwen en de tijd van Dilthey: de werkelijkheid wordt anders getoetst.
Wat je bij Foucault en Heidegger ziet is dat de algemene structuren van het denken ook veranderen, bijvoorbeeld van de Middeleeuwen dat alles uiteindelijk toch bepaald wordt door het concept God: God had de wereld geschapen en als iemand ziek werd, dan was dat de wil van God; de natuurwetten waren door God in het leven geroepen, enz. Alles verwijst terug naar het goddelijke, terwijl In de moderne tijd alles teruggevoerd wordt op de mens in zekere zin en dat verandert het hele wereldbeeld: dat zie je al heel duidelijk bij Kant. Kant heeft niet een kritiek geschreven maar drie kritieken:
- De kritiek der reine Vernunft, ging over wat kan ik weten;
- Daarna schreef hij de kritiek der praktische Vernunft, die ging over de vraag wat moet ik doen, dat ging over de ethiek, over hoe je hoorde te handelen en
- De derde was de kritiek der Urteilskraft wat mag ik geloven, wat mag ik hopen, bijvoorbeeld op een eeuwig leven. Dat was een vraag die mensen natuurlijk altijd gesteld hebben: wat gebeurt er na mijn dood?
Kant schrijft die drie kritieken en telkens laat hij zien dat de kennis door de menselijke denkstructuren worden bepaald, dat ethiek door menselijke denkstructuren worden bepaald ook de hoop door menselijke denkstructuren worden bepaald en dan in 1800, hij heeft die drie kritieken geschreven en schrijft in het voorwoord van zijn Logic: ja de drie belangrijkste vragen van de Filosofie: wat kan ik kennen, wat moet ik doen en wat mag ik geloven , die komen neer op een vierde vraag wat is de mens?
Dat is het centrale ijkpunt geworden.
Als je niet meer gelooft dat de dingen, de natuurwetten door god zijn geschapen of dat je niet meer gelooft dat de koers van de geschiedenis door God wordt bepaald of dat niet een ziekte de beschikking van God is, maar dat daar andere oorzaken aan ten grondslag liggen, dan veranderen al je denkcategorieën die je hanteert en dat was iets wat Dilthey in kaart wilde brengen en was als het ware een combinatie van transcendentaal[5] onderzoek en dat transcendentaal onderzoek is het onderzoek dat vraagt naar die basale denkstructuren en historisch onderzoek. Je kunt het vergelijken met taal, onze grammatica van het Nederlands die is niet altijd hetzelfde geweest: het Middeleeuws Nederlands is heel anders en die structuren veranderen langzaam in de tijd en zoals de taalstructuren langzaam veranderen, veranderen ook de denkstructuren.
En wat in die hermeneutiek werd ontdekt in het begin van die 19e eeuw, dat die denkstructuren geen abstracte structuren zijn, maar geworteld in de taal, zodat de natuurlijke talen ook van belang zijn voor de manier waarop we de werkelijkheid begrijpen. Vanwaar die koppeling? Nou ja dat dat werd in die tijd ook ontdekt, de 19e eeuw is ook de eeuw waar de culturele antropologie opkomt en men ging andere culturen beschrijven en merkten dat bijvoorbeeld Chinezen tot hele andere uitspraken over de wereld kwamen, omdat de structuur van de Chinese taal anders is. Bijvoorbeeld in het klassieke Chinees heb je geen verschil tussen werkwoorden en zelfstandige naamwoorden en ook tijdsvormen bestaan in zekere zin niet en dat leidt tot een hele andere categoriale indeling van de realiteit. Er wordt wel eens gezegd dat de taal een soort gevangenis is, die bepaalt hoe je denkt. Misschien niet zo sterk, want je kunt altijd modellen aan die taal, want hij is veranderlijk. Maar het is wel zo dat als je opgroeit in een bepaalde taal, dat die jouw kijk op de werkelijkheid wel bepaalt. Dilthey begint met de Kritik der historische Vernunft en combineert eigenlijk dat historiserende met de Kantiaanse categorieën en laat zien dat de Rede ook onderhevig is aan verandering.
Dilthey begon met de biografie van Schleiermacher, maar hij stelde als je Schleiermacher wil begrijpen dan moet je ook Kant begrijpen en ook iets van die tijd leren begrijpen en ook iets van Berlijn.
Dat project moest hij voortzetten, maar hoe voort te zetten? En daar had hij een methode voor nodig om dat te doen en dat werd die Kritiek der historische Vernunft.
Hij moest een methodologie schrijven, zoals Schleiermacher dat gedaan had met zijn hermeneutiek. Regels voor het interpreteren van teksten, maar dat wil Dilthey breder trekken naar een soort methode voor de geesteswetenschappen. De hermeneutiek is niet alleen een tekstwetenschap, maar de hermeneutiek moet ook een interpretatie zijn voor schilderijen, voor muziek en economische stelsels. Eigenlijk van alles, het wordt de algemene methodologie voor Dilthey van de geesteswetenschappen, alle culturele, historische fenomenen.
In 1883 publiceert hij het eerste deel van de Historische Vernunft, de eerste twee boeken wat wel vijf of zes boeken zouden moeten worden, hij maakt voortdurend nieuwe plannen. Hij durft dat nog niet Historische Vernunft te noemen, omdat het slechts een inleidend deel wordt en de geschiedenis van de metafysica. Het wordt de bescheiden titel “Einleitung in der Geisteswissenschaften”. Het is wel een belangrijk boek, want sindsdien spreken we over natuurwetenschappen en geesteswetenschappen.
Hij maakt een aantal opmerkingen: hij stelt de natuur verklaren we aan de hand van causaliteiten, causale wetten, ‘erklären’, terwijl we in de geesteswetenschappen ‘verstehen’. In bepaalde opzichten zijn die geesteswetenschappen beter af, want we hebben daar te maken met de menselijke wereld die we van binnenuit kennen en de natuurwetenschappen beschrijven alleen op uiterlijke wijze de werkelijkheid, de geesteswetenschappen die kijken óók naar de materiële werkelijkheid van mensen van gebouwen, schilderijen, boeken, maar die gebruiken ze om de betekenis die daarin zitten te interpreteren. En die zien ze als een veruiterlijking van een innerlijk leven van een geestesleven. Die objecten die ze bestuderen, dat zijn niet zomaar objecten. Het zijn veruiterlijkingen van wat er al innerlijk in een geestesdomein geleefd heeft, collectief historisch. Het is dus niet zo dat de natuurwetenschappen zich alleen met de natuur beziggehouden en de geesteswetenschappen alleen maar met de geest, want ook de geesteswetenschappen kijken naar die materiële wereld, ze kijken er op een andere manier naar. Een beeld van Rodin bijvoorbeeld: een natuurwetenschapper zal zeggen oh wat voor legering is dat wat voor soort brons is dat, hoeveel weegt het, enz. Dat is ‘erklären’, het uiterlijk verklaren. Een kunsthistoricus zal zeggen wat drukt dat beeld uit, wat is de betekenis ervan. Dat is een duidelijk andere manier van kijken.
Maar het is een gigantisch project want het is deels historisch; hij wil de hele geschiedenis van de ontwikkeling van de cognitie beschrijven, maar hij wil ook een fundering geven van hoe die geest dan precies werkt en zich ontwikkelt en hij spreekt afwisselend van psychologie en antropologie als de basisdiscipline binnen die geesteswetenschappen. Een belangrijk verschil voor Dilthey tussen natuurwetenschap en geesteswetenschap is dan nog dat de natuurwe-tenschappen hiërarchisch zijn opgebouwd: je begint heel abstract met de wiskunde ,dan krijg je de beschrijving van de lichamen en hun bewegingen, de fysica, dan krijg je de verandering van de stoffen, de chemie dan krijg je de levende natuur, de biologie, etc., dus dat is een hiërarchische opbouw, terwijl die geesteswetenschappen die verwijzen allemaal naar elkaar, je kunt iets economisch bekijken, je kunt iets psychologisch bekijken en dat zijn allemaal perspectieven die elkaar als het ware aanvullen om de complexe werkelijkheid te begrijpen .Maar één van de disciplines daarbinnen heeft een soort prioriteit voor Dilthey en dat is de antropologie of de psychologie, die namelijk de werking van de menselijke geest beschrijft. Hij gaat ervan uit dat daar, en dat is geïnspireerd op Kant: die drie Kritieken dat je een kennend aspect hebt, een willend aspect en een voelend aspect. Hij geeft prachtige voorbeelden en dat zijn protofenomenologische beschrijvingen: ik kijk uit mijn studeerkamer, daar zie ik de seringen in bloei staan: dat is een ‘kenact’, dat roept in mij het verlangen op een paar takken op mijn studeerkamer te zetten, want daar word ik heel blij van, dat geeft me een goed gevoel. Het is niet zo dat dat gelaagd is, maar het zijn drie aspecten van ‘Erlebnis’. Erlebnis wordt het centrale begrip daarbinnen, want In de natuurwetenschappen gaat het om de Erfahrung en Erfahrung is voor Dilthey een uiterlijke ervaring, je bekijkt de dingen van buiten: we zouden nu zeggen een derde persoonsperspectief, terwijl de geesteswetenschappen combineren een derde persoonsperspectief en een eerste persoonsperspectief. Omdat wij als mensen bepaalde dingen delen van die werking van de geest kan ik ook aan de uiterlijke gedragingen van de ander hun innerlijk aflezen, als ik iemand zie huilen, dan weet ik ook die persoon is verdrietig. Dat is dus ‘verstehen’ in tegenstelling tot dat ‘erklären’. Hij begint met de beschrijving van die psychologie en hij publiceert een aantal voorstudies: inleidende analyses, publiceert heel veel enkele tienduizenden bladzijden zijn nagelaten door hem. In de jaren 90 dan publiceert hij ideeën over de beschrijvende en analyserende psychologie en dan denkt hij ik heb nu de basis te pakken daarvan. Wat er dan gebeurt is dat dat artikel wordt vernietigend bekritiseerd door Ebbinghaus[6]. Dit was nota bene een van zijn leerlingen en één van de grondleggers van de experimentele psychologie en die zegt ja wat je hier aan het doen bent is een soort armchairpsychology: naar binnen kijkend, een soort van introspectie, een beetje beschrijven hoe de geest is. Dat kun je alleen doen door experimenteel onderzoek in het laboratorium. Eigenlijk een natuurwetenschappelijke manier van psychologie bedrijven.
Dat wordt dan het behaviorisme, alleen kijken naar het gedrag en niet naar het innerlijk. De verstehende psychologie gaat juist ook over het innerlijke leven.
Dilthey is helemaal ontdaan door die kritiek. Het is ook heel pijnlijk dat een leerling van hem zo aanvalt als iemand die niet helemaal meer in deze tijd staat.
Dilthey laat dan dit project vallen en hij gaat met andere projecten aan de gang, zoals de Academie Ausgabe van de verzamelde werken van Kant, de geschiedenis van Duitsland. Allemaal weer eerste delen die ontstaan. Maar die Kritiek der historische Vernunft bleven in de jaren 90 een beetje hangen, totdat hij Husserl tegenkomt. In 1990 publiceert Husserl de Logische Untersuchungen, waarin hij de fenomenologie ontwikkelt. Ook Husserl deed iets waarvan hij nog niet precies wist wat hij aan het doen was en stelde fenomenologie is descriptieve psychologie en Dilthey dacht aha een groot filosoof, ik zit op het goede spoor.
Dilthey neemt contact met hem op en ze zijn het al gauw over heel veel dingen eens. Alleen over één ding helemaal niet, want Husserl was één van de ahistorische denkers.
Husserl en Dilthey waren het wel eens over die fenomenologische methode en ook Husserl gaf toe dat de naam descriptieve psychologie erg misleidend is. En uiteindelijk stelde hij fenomenologie is geen descriptieve psychologie.
Wat Dilthey dan doet is dat hij de hermeneutiek centraal wil stellen. Maar dan ontstaat er ook een wending in zijn denken, want die hermeneutiek is niet zo zeer een methode, maar die hermeneutiek is de manier waarop mensen denken, want we zijn voortdurend interpreterende wezens. Dat is wat de menselijke geest kenmerkt. Het is dus geen methode, maar een methodiek die je toepast om een tekst te interpreteren, de hele manier om de wereld te benaderen, hoe wij de hele wereld tegemoet treden. Iets wat we voortdurend doen. We zijn voortdurend aan het interpreteren: de woorden die iemand zegt, de kleding die iemand draagt, een liedje watje hoort op de radio, etc. Je hebt dan het alledaagse ‘verstehen’ en je hebt dan het interpreteren, een methodische vorm die de geesteswetenschappen hanteren. Die kunnen dat alleen maar doen, omdat we interpreterende wezens zijn. Lacan en anderen gebruiken dan de woorden: we zijn symbool gebruikende wezens. We zien de dingen niet zoals ze zijn, maar zien de dingen als???. We kennen dit van het korenveldje van Rob Lubbers. Als ik door een bos loop en een houtvester ben, dan zie ik zoveel kubieke meter hout, als ik een bioloog ben dan zeg ik dit is een heel interessant loofbos met deze typerende boomsoorten. Als je een dichter bent, krijg je misschien inspiratie om een mooi gedicht te maken. We zijn altijd al aan het interpreteren. Die diversiteit van interpretaties hebben dan te maken met het feit dat ze historisch en geografisch zich ontwikkelen, ze zijn afhankelijk van de tijd en cultuur waarin je opgroeit. Die interpretaties doen zich op verschillende niveaus voor: de mens in de Middeleeuwen en nu, maar ook tussen individuen onderling. Je hebt culturele interpretatiestructuren, maar ook subculturen (punkers hanteren een ander interpretatieniveau dan iemand uit de Biblebelt).
Je hebt ook grote patronen, die door hele culturen werden gedeeld, in de Middeleeuwen was het christendom een al overkoepelende denkstructuur, waarin alle individuele interpretaties plaatsvonden. Je hebt ook nog op individueel leefniveau, afhankelijk van jouw geschiedenis: als je filosofie gaat studeren, ga je op een andere manier naar de dingen kijken als je bijvoorbeeld natuurkunde gaat studeren. En natuurlijk je persoonlijke omstandigheden, in welk gezin je opgroeit, welke klasse je deelt dat zijn allemaal aspecten die dat uitmaken.
Een hermeneuticus zal dat doen. Dilthey stelt ook dat de biografie een van de belangrijkste takken van de geschiedschrijving is, want als je een leven beschrijft van een interessant individu, dan krijg je ook een heel goed beeld van een tijdvak.
Een biografie van Rembrandt gaat niet alleen over het wel en wee van de persoon Rembrandt, maar die zal ook proberen iets van die eeuw waarin hij leefde dat te vatten: van de religieuze denkbeelden, van de economische structuren bijvoorbeeld, hoe die schilderijen verkocht werden, hoe ging dat, via handelaren.
Volgens Dilthey zijn alle geesteswetenschappen, wat nu de sociale wetenschappen zijn behoorde bij de geesteswetenschappen). De economie of de sociologie beschrijven de maatschappij vanuit een tamelijk abstract perspectief. Het interessante van de biografie is dat je in een persoon in feite al die verschillende aspecten samen ziet komen en daardoor is het een soort kijkglas zou je kunnen zeggen, waarmee een hele tijd zichtbaar wordt gemaakt. De hermeneutiek is dus eerst een methodiek buiten ons denken en op een gegeven moment trekt hij het naar de mens toe: het is hoe wij als mens de hele wereld benaderen. Dilthey is tot op zekere hoogte Kantiaan, maar hij transformeert Kant op een belangrijke manier, maar is bepalend geworden voor de 20ste eeuw bij Foucault, Gadamer en Heidegger, Allemaal door Dilthey beïnvloed. Hij stond daarin niet alleen, want Hegel deed dat ook. Bij Hegel was het nog sterk een filosofisch systeem, een totalitair systeem. Het nieuwe van Dilthey was dat hij filosofie en empirie combineerde daarin. Habermas zei ergens over Dilthey: hij was de eerste na metafysische denker (Nach metaphysisch) de eerste die de niet meer filosofeerde op een metafysische manier, maar probeerde de filosofie in combinatie in contact te brengen en niet meer zoals Kant het deed door te bevragen hoe werken de wetenschappen, maar filosofische vragen met historisch onderzoek te combineren. Die slag van die hermeneutiek naar binnen halen (introspectie) zeg maar. Bij Descartes zien we al, zittend bij het houtvuur, denkt hij hoe kan ik de werkelijkheid kennen, ik kan aan alles twijfelen. Wat blijft dan over een soort van introspectieve filosofie, maar Dilthey duidt niet zo zeer op introspectie, we kijken naar binnen, dat doen we natuurlijk om onze gevoelens en ideeën te beschrijven, maar stelt dat de introspectie wel zijn beperkingen heeft, want introspectie is heel vluchtig, de gedachten van gisteren zijn snel weg en het is niet vastgelegd.
Vandaar dat hij de Trias van Erlebnis[7], Ausdruck en Verstehen poneert. En dat wordt de kern van de hermeneutiek. Je hebt een beleving, die beleving krijgt een uitdrukking en dan aan de hand van die uitdrukking begrijpen we. In dat begrijpen wordt ook weer de brug geslagen tussen het innerlijk van de beleving en het uiterlijk van de objectivering. En in dat verstehen verandert weer de beleving. Er ontstaat een circulariteit tussen dat beleven en het interpreteren: een spiraal als het ware.
Je hebt een beleving, bijvoorbeeld “ik wandel in het bos”, en daar krijg ik een heel fijn gevoel bij. Dat is lastig te pakken, je kan dat bijvoorbeeld opschrijven, in een gedicht, of tekening. Een dichter doet dat op een andere manier, dan een bioloog. Vervolgens lees je dat, wat nu een Ausdruck doet, dat is een articulatie van de beleving, je licht er bepaalde dingen uit en die leg je vast. En daarom zegt Dilthey, een Ausdruck is altijd scheppend, die maakt expliciet wat impliciet blijft in de beleving.
En dan is de derde stap het Verstehen daarvan en dat doe je zelf. Bijvoorbeeld je moet een artikel schrijven, een artikel schrijven is een vorm van articuleren: moet ik het zo doen of zo doen: je bent ermee aan het worstelen en op een bepaald moment kun je zeggen, ja dit is wat ik ermee wil zeggen. Het is meer dan je aanvankelijk dacht, je hebt iets geleerd.
Die articulatie doet iets met die beleving en vervolgens komt het begrip dat impliciet is, komt na de uitdrukking. Het is nog vaag, intuïtief. Door het een uitdrukking te geven schep je iets waartoe je je als interpreet kunt verhouden. In die verhouding ontstaat iets van begrip, ook aan die beleving die aan de Ausdruck vastzit.
Paul Ricoeur heeft dit idee overgenomen. En wel in zijn narratieve identiteitsheorie: het leven is een verhaal, een soort van metafoor, mijn levensverhaal. Een verhaal heeft ook een drieslag, je hebt eerst een prénarratieve intuïtie, die druk je uit in een verhaal en de derde stap is dat je dat verhaal interpreteert (dimensie één, twee en drie). Je hebt een expliciet begrip gekregen, die vervolgens een beleving kan opwekken, die dan weer tot uitdrukking gebracht wordt.
Je kunt dat een hermeneutische cirkel noemen, maar beter is het als een hermeneutische spiraal te beschouwen, want iedere keer komt er wat bij als het ware. Je loopt niet in een kringetje, maar er wordt steeds iets nieuws blootgelegd.
Dilthey geeft het voorbeeld van een schilderij van Dürer. Als kind zag hij dat al (theologisch milieu opgegroeid), dat gaf allerlei religieuze gedachten, later toen hij kunstgeschiedenis had bestudeerd en het daarna zag had het heel andere betekenis. De beving van dat schilderij heeft ook een geschiedenis.
Je ervaringshorizon verandert en daardoor kun je telkens terugkeren naar een uitdrukking en die kan telkens nieuwe betekenissen krijgen.
Die Trias (Erlebnis, Ausdruck en Verstehen) kun je als individu doorlopen, maar het is ook een manier waarop we de uitdrukkingen van anderen begrijpen. Dat is het Verstehen als iemand wat tegen mij zegt, dan probeer ik dat te begrijpen, te verstehen wat je zegt en dan kan ik vragen ‘bedoel je dit’.
Om iets van die uitdrukking te kunnen verstaan, moet je iets gemeenschappelijks hebben met de ‘uitdrukker’. Dilthey heeft in deze een ‘oneliner’, we kunnen ons niets voorstellen van de ruimtebeleving van de spin (dat loopt vooruit op Wittgenstein). Zelfs als een leeuw kon praten, kunnen we hem niet verstaan. Waarom niet, omdat het een heel andere levensvorm is. Ik kan jouw verdriet begrijpen, omdat we mensen zijn en ik ook verdriet ken. Dilthey stelt dat er hele basale ervaringen zijn die tref je in iedere cultuur aan: blij zijn als je kunt krijgt, verdriet hebben als een geliefde komt te overlijden. Als je in een heel andere cultuur bent, met andere kledingen of rituelen, zoals je dat ziet bij een uitvaart. Stel dat er andere wezens hiernaar toekomen, die uit bijvoorbeeld radiogolven bestaan, en dat begrijpen wordt heel erg lastig. Dat is ook interessant voor de dierenhermeneutiek. Met dieren delen we bepaalde dingen: als een hond wil spelen, kwispelt ie, pakt een balletje, wat hij wil dat ik weggooi en ik kan niet in dat koppie kijken, ik kan niet zeggen dat ik begrijp wat die hond denkt, maar ik vat wel zijn intenties. Als we samen gaan spelen, hebben we een gedeelde intentionaliteit.
Er ontstaat een soort van spel, Gadamer neemt dit idee over.
Dilthey: Je hebt logische uitdrukkingen, je hebt ook handelingen (dat zijn ook uitdrukkingen) en je hebt uitdrukkingen, die bedoeld zijn om gevoel over te brengen. Met name kunstwerken zijn daar heel geschikt voor. Logische uitdrukkingen zijn taalkundige uitdrukkingen, feitelijkheden om te communiceren.
Wij interpreteren allemaal en sommigen maken daar hun beroep van, en doen dat op een systematische manier en stellen daar zelfs regels voor op en dat zijn dan de geesteswetenschappers.
Er gaat iets van binnen naar buiten en van buiten naar binnen. Als het alleen van binnen blijft noem je dat introspectie. Maar introspectie, hoe je geest in elkaar zit, kun je niet zomaar checken, dat was het punt van die experimentele psychologie.
Dilthey raakt overspannen en gaat naar zijn hotel in Tirol, Italië. Daar breekt een infectie uit, het hotel dient ontruimt te worden, Dilthey weigert dat en sterft na enkele dagen.
Husserl vond dat Dilthey een van de grondleggers was van de fenomenologische methode: heel precies beschrijven van belevingen. Wat gebeurt er als je een ervaring, een beleving hebt, en dan precies de tijdelijke en ruimtelijke structuur daarvan beschrijven. Helaas heeft Dilthey het niet af kunnen maken.
Dilthey wordt ook als levensfilosoof gezien. Wat Dilthey doet is het beschrijven van het leven, leven is interpreteren.
Dilthey heeft het onderscheid gemaakt tussen natuurwetenschappen en geesteswetenschappen. In zijn latere werk maakt hij een driedeling, hij zegt je hebt de natuurwetenschappen van de levenloze natuur, de geesteswetenschappen en de derde klassen ertussen zijn de levenswetenschappen, de biologie.
Teleologie en intentionaliteit worden in die levenswetenschappen belangrijk. De hond die ik begrijp is niet omdat ik zijn geest kan lezen, maar ik kan zijn intentionaliteit aan de hand van zijn gedragingen aflezen. Zelfs met een boom, ik kan iets meevoelen door het ontstaan en afsterven. Ik kan me verdrietig voelen omdat een boom die omgezaagd wordt. Misschien niet omdat die boom pijn zal hebben, dat weet ik niet, maar ik voel wel ‘sterven is niet leuk’, dat maakt je verdrietig.
Dilthey wordt ook wel vaak genoemd naast Bergson en Nietzsche, de levensfilosofen. Bij `Nietzsche tref je ook veel van dit soort descriptief psychologische aspecten: hij heeft het over belevingen en wat het belang daarvan is. Het gaat dan om het primaat van beleving, van het leven zelf dat vooraf gaat aan de reflectie daarop. Die Erlebnis is de kern.
Dilthey was ontzettend breed belezen: had alles van Nietzsche gelezen, recenseerde boeken, etc. Nietzsche kende Dilthey (Nietzsche schreef, heel gemeen, ja, dan heb je ook nog de onnatuurlijke wetenschap).
Dilthey heeft veel geschreven: acht delen met verschillende onderwerpen: geschiedenis, pedagogiek, filosofie ed.
Heidegger heeft het werk van hem volkomen geplunderd. Voor het grote werk van Heidegger Sein und Seit, komt Dilthey in al zijn colleges terug als de grote overwinnaar van de toen geldende stromingen. Heidegger gebruikte veel termen van Dilthey: bijvoorbeeld ‘Dasein’ in plaats van Leben. Door de Nationaal Socialisten wordt Dilthey gezien als een bourgeois denker, die gaan we niet meer uitgeven, In 1945 wordt Berlijn bevrijd door de Russen, waar het Dilthey archief is. De russen zeggen dan, ja die Dilthey is een bourgeois. Die gaan we niet uitgeven.
Dan duurt het tot 1966 (Gadamer publiceert Wahrheit und Methode) dat het werk weer wordt opgenomen: inmiddels zijn er 25 delen en dat geeft een beter zicht op het werk van Dilthey. Het is alleen heel erg gefragmenteerd.
In het proefschrift van Jos de Mul[8] is geprobeerd om dit goed te maken met een Guttachtung van Gadamer!
Samenvatting
Dilthey was begonnen als theoloog in opleiding, maar was niet zo aangelegd voor het religieuze en ging zich daarom toeleggen op kerkgeschiedenis en kwam zo in het Historisme terecht, onder andere bij Von Ranke, die bezig was met de historisering van het wereldbeeld, iets wat sloeg op de maatschappij, als op persoonlijk niveau, maar ook de historisering van de natuur, in de vorm van de evolutie, de geschiedenis die daar zijn rol krijgt (een scheppende natuur, niet een reeds vastgelegde schepping).
Dan gaat hij zich bezighouden met Schleiermacher, hij gaat een biografie schrijven over Schleiermacher, en komt zo bij de hermeneutiek. Die hermeneutiek is het nieuwe revival. Het is een tweede pijler in zijn werk. Dan komt Kant als derde pijler. Kant wordt als filosoof een keerpunt in de wijsbegeerte gezien: hij stelt “is die Rede wel betrouwbaar”. Het eindpunt van de Verlichting, de Verlichting als het losmaken van de autoriteit van God, de kerk, de koning. Je ziet bij Kant dat er toch een buiten de tijd om staande apriori categorieën in de mens zijn. Het gaat erom hoe de werkelijkheid zich aan ons voordoet.
Wat Dilthey doet is die Kantiaanse inzichten met dat historiserende combineren en stelt dan dat die Rede niet tijdloos is, maar gehistoriseerd, tijd en plaats afhankelijk. Bij Kant blijft die nog abstract en eeuwig, bij Dilthey wordt die tijdelijk. Hegel heeft dat ook al wel gedaan, maar blijft abstract en metafysisch, Dilthey maakt het historisch en haalt het dichterbij. De geschiedenis van de Rede gaat hij neerzetten. Dan begint hij met zijn Kritiek der Historischen Vernunft, een project dat finaal in eindigheid sneuvelt.
Hij noemt dat de historische apriori, niet de eeuwige apriori, maar tijdgebonden categorieën. In de Middeleeuwen, het perspectief aldaar, de mensen hadden een andere categorie, tijd en ruimte zaten anders in elkaar, causaliteit zat anders in elkaar, we moeten zien dat die ook anders historisch ingebed zijn. Hoe dat komt, omdat de mens meer centraal is komen te staan na die middeleeuwen. De wereld gaat er anders uitzien. Kijk bijvoorbeeld naar de grammatica, die heel langzaam verandert.
Dan schrijft hij die Kritik der historischen Vernunft, dat is bedoeld als een soort methodiek voor het schrijven van de Schleiermacher biografie en dat ontwikkelt zich door tot een algemene methodiek voor de geesteswetenschappen. Hij schrijft een inleiding in de geesteswetenschappen en maakt onderscheid tussen de natuurwetenschappen en geesteswetenschappen. In de natuurwetenschappen gaat het om het erklären, het gaat om de uiterlijke dingen, in de geesteswetenschappen gaat het altijd om die dubbelzinnigheid, om het verstehen, het kijkt wel naar uiterlijke dingen, maar ook naar de innerlijke uitwerking daarvan of de innerlijke oorsprong die daar vandaan komt, kortom de werkelijkheid van een veruiterlijking van een verinnerlijking. De natuurwetenschappen hebben een hiërarchische ordening, waar de wiskunde het meest abstract en ver van de werkelijkheid afstaat en via de planeten opbouwt tot de levende materie om ons heen. En je kunt al deze domeinen los van elkaar beschouwen. In de geesteswetenschappen heb je al die disciplines nodig om een goed beeld van die totaliteit van de werkelijkheid te krijgen. Maar stelt hij de antropologie en psychologie en ziet de mens als een kennend, willend en een voelend aspect en daar speelt de term Erlebnis een hele belangrijke rol. [Die bètawetenschappen gaan over de derde persoon dingen buiten ons terwijl de geesteswetenschappen gaan over die eerste en derde persoon.] Hij schrijft daar weer verder over en krijgt dan kritiek van Ebbinghaus en zet het weg als leunstoelfilosofie. Hij komt in aanraking met Husserl, de fenomenologie zegt in zijn eerste versie van zijn logische onderzoekingen ‘fenomenologie’ is descriptieve psychologie, vervolgens gaat hij er nog wat langer over nadenken en blijkt het bij nader inzien geen descriptieve psychologie te zijn. Husserl ziet bij Dilthey al wel de aanzet tot de fenomenologie. Voor Dilthey is dat nieuwe interpretatie en inspiratie en pakt hermeneutiek weer op en komt dan tot het inzicht dat die hele hermeneutiek iets is wat we als mens de hele tijd doen. We zijn de hele tijd aan het interpreteren: het is een alledaags verstehen. De geesteswetenschappen zijn bezig met interpreteren, maar verstehen is iets wat de hele tijd plaats vindt: lopen we door een bos, dan zien we niet sec een bos, maar we zien het op allerlei manieren. Als je houthakker bent, zie je de hoeveelheid hout, als je een dichter bent, zie je de poëtische kant ervan. We zijn de hele tijd bezig met het interpreteren van de werkelijkheid om ons heen, het begrijpen van die werkelijkheid. Dat wisselt per persoon, dat komt door de cultuur of subcultuur waar je inzit, dat kan door de levensgeschiedenis die je persoonlijk hebt voor de opleidingsrichting die je kiest, die bepalen allemaal dat je op een andere manier die werkelijkheid ziet. Daarom is die biografie ook zo’n belangrijke factor.
Vervolgens komen we dan bij die drieslag van beleving, uitdrukking en begrijpen. En Dilthey poneert: als je de beleving als onuitgesproken laat, is het in de vorm van introspectie. Je kunt het ook uitdrukken en dan articuleer je die beleving en dat kan in schrift zijn, in een gedicht, of gesproken woord, een tekening, enz. Die articulatie van de beleving is een scheppende werking en dan komt er vervolgens het verstehen achteraan. Dat geldt voor je eigen proces, nu snap ik het pas echt goed, nu ik het onder woorden heb gebracht. Een hermeneutische cirkel, of beter hermeneutische spiraal, omdat je reageert op het nieuwe begrip wat je hebt. Ook in contact met anderen gaat dat zo. We kunnen ook reageren op een uitdrukking van een ander, waardoor we zelf anders gaan zien. Ook geeft dat aan dat we een verbinding hebben met anderen: om te begrijpen wat die ander zegt moet je iets gemeen hebben met die ander. Vooruitlopend op Wittgenstein: ook al kon een leeuw spreken, we kunnen hem niet begrijpen.
Die hermeneutische cirkel, spiraal geeft een nieuw inzicht, die vervolgens weer een nieuwe beleving oplevert. Dilthey dus, voorloper van Husserl en Heidegger en daarmee een schakel tussen het Kantiaanse denken en de 20ste eeuw, met die nieuwe wetenschappelijke inzichten, het historisch wereldbeeld en de man die het onderscheid aangaf tussen de geestes wetenschappen en natuurwetenschappen.
Doesburg, april 2024, Gerard Weststeijn
Werkaantekeningen en verwijzingen:
Wat is Hermeneutiek [Jens Zimmermann]
Een eenvoudig antwoord is dat het ‘interpretatie’ betekent. Interpretatie vindt plaats op veel vakgebieden, maar ook in het dagelijks leven.
Wij interpreteren spelen, romans, abstracte kunst en films, arbeidsovereenkomsten, de wet, de Bijbel, de Koran en andere geheime teksten. Maar we interpreteren ook de acties van onze vrienden, of proberen te achterhalen wat een ontslag betekent in de context van ons levensverhaal.
Het doel van interpretatie is om een tekst of situatie, betekenis te geven, om te begrijpen wat ermee bedoeld wordt. Dit lijkt te impliceren dat interpretatie pas noodzakelijk wordt als we iets niet onmiddellijk begrijpen. De behoefte aan interpretatie lijkt in sommige gevallen zelfs duidelijker dan bij bevelen.
Verstaan is kennis in de diepere zin van het begrijpen van niet alleen feiten, maar ook van hun integratie in een betekenisvol geheel.
De term hermeneutiek
Het woord hermeneutiek komt uit de oude Griekse taal. Hermes is de boodschapper van de goden. Hij brengt de boodschap van het lot.
Voor Heidegger was hermeneutiek het soort interpretatie dat luistert naar een belangrijke boodschap of aankondiging die van cruciaal belang is. Heidegger’s punt is dat interpretatie wordt ingegeven door onze persoonlijke interesse en zorg.
Of ik nu de Bijbel lees, of niet begrijp waarom mijn vrienden mij al weken niet hebben bezocht, ik wil mijn lot kennen, dat is wat deze teksten en acties voor mij betekenen. Met andere woorden, de interpretatie wordt intrinsiek geleid door mijn dringende zorgen, namelijk het verlangen om een aankondiging te horen, die betrekking heeft op mijn eigen situatie.
Hermeneutiek en de zoektocht naar zelfinzicht
Vanaf het begin in de Griekse oudheid had hermeneutiek tot doel de waarheid over onszelf en de wereld waarin we leven te ontdekken ter wille van de wijsheid.
Hermeneutische denkers houden zich meer specifiek bezig met de universele voorwaarden voor menselijk begrip op drie gebieden: de aard van het bewustzijn, de aard van de waarheid en het belang van de taal. Hermeneutische filosofen geloven dat in elk van deze vitale gebieden van onze ervaring belangrijke ontwikkelingen plaatsvinden in het moderne denken en de moderne cultuur hebben geleid tot een vervormde brandstof van wie we zijn en hoe we tot kennis komen.
De Canadese filosoof en hermeneutisch denker Charles Taylor heeft dit misleidende, op zichzelf staande bewustzijn op behulpzame wijze bestempeld als een ongebonden zelf, omdat invloeden van buitenaf alleen worden toegelaten door een bewuste keuze. Hermeneutische denkers geloven daarentegen in een geëngageerd zelf. Dat is fundamenteel verbonden met de wereld en andere mensen. Ze beweren dat het bewustzijn zelf wordt gevormd door de manier waarop we de wereld bewonen. De universele menselijke ervaring van vogels, honger en de behoefte aan onderdak bepalen al hoe we de wereld zien en ondersteunen de vorming van iedere specifieke cultuur. Cultuur, taal en opvoeding bepalen onze houding lang voordat we bewuste beslissingen nemen. De gemeenschap of traditie waartoe we behoren, geeft ons de lenzen waardoor we de wereld zien.
Onze kijk op bewustzijn informeert uiteraard. Ons begrip van de waarheid en hoe we die verkrijgen, gebaseerd op de veronderstelling van scheiding tussen geest en wereld, bevoordeelt dit geëngageerde zelf op natuurlijke wijze deze geëngageerde rede.
Voor de hermeneutiek is kennis meer dan benoemen. Het beschrijven van objecten impliceert het begrijpen van betekenisvolle structuren waaraan we al deelnemen. Dit geldt niet alleen in het geval van de wetenschap, maar ook in de geestes- en sociale wetenschappen.
Laten we als voorbeeld de studie van de geschiedenis nemen. Mensen die zich terugtrekken uit zichzelf beweren dat we de geschiedenis onbevangen van buitenaf observeren en alleen de feiten presenteren om tot objectieve waarheid over gebeurtenissen uit het verleden te komen. Hermeneutische denkers beweren daarentegen dat de reden dat we de geschiedenis in de eerste plaats kunnen begrijpen, is omdat we historische wezens zijn door en door. Wij maken deel uit van de geschiedenis en worden erdoor gevormd. Teruggetrokken zelf Mensen beweren dat we onze persoonlijke overtuigingen of vooroordelen moeten onderdrukken om aan de ideologische oogkleppen van de traditie te ontsnappen. Zij die de hermeneutische kijk op wapenstilstand verdedigen, werpen echter tegen dat teksten of gebeurtenissen uit het verleden in de eerste plaats betekenis voor ons hebben, omdat we binnen een traditie staan die ons de concepten heeft verschaft waardoor we op een zinvolle manier met het verleden verbonden zijn.
Zie Zimmerman in de hermeneutiek
Een korte geschiedenis
De geschiedenis verloopt via Plato: de menselijke taal was in staat universele waarheid over onszelf en de wereld te onthullen, omdat de menselijke rede deelnam aan een begrijpelijk universum. Filosofen dachten dat de kosmos werd gevormd door goddelijke krachten en dat wij inherent rationeel waren, ingebed, in een rationeel gestructureerde kosmos. De geest kon een logische structuur en morele orde aanboren die universeel geldige inzichten voor zelfinzicht verschaften.
Marcus Aurelius wekte ongeloof op toen hij schreef: “Want er is één universum, één heeft alles doorstaan, één substantie en één wet, eén gemeenschappelijke reden van alle intelligente wezens en één waarheid”.
Het Oudgriekse woord om deze veel voorkomende reden was Logos, dat latere Latijnse schrijvers op verschillende manieren vertaalden als verbum of ratio.
Joodse theologen stelden de kosmische logos gelijk aan de scheppende kracht van god.
Het begin van de algemene hermeneutiek.
Moet ik een van de eerste modeldenkers zijn die probeerden de kloof tussen geest en wereld te helen?
Schleiermacher’s strategie om een mogelijke botsing tussen religie en wetenschap te vermijden was om zich te concentreren op de universele menselijke condities voor begrip die de basis vormden van alle kennisdisciplines.
Schleiermacher’s hermeneutische cirkel.
Lang vóór Schleiermacher hadden tolken de stelregel vastgesteld dat het begrijpen van elke uitspraak afhangt van een cirkelvormige beweging tussen een deel en het geheel. Een tekst bestaat bijvoorbeeld uit zinnen, die de tekst als geheel vormen. Het einde van de hele tekst definieert de betekenis van elk deel
Dilthey hermeneutiek van levenservaring
Vervolgens Husserl en Heidegger
Aantekeningen betreffende de dissertatie van Jos de mul over Dilthey
Het gaat over Derrida radicaal eindigen hermeneutiek willen vergelijken met die van Dithey de interpretatie stoelt op de vooronderstelling dat een woord geen gefixeerde betekenis heeft. Maar dat de betekenis afhankelijk is van de context waarin het voorkomt.
Wel is het de grenzen die mens bij de interpretatie van een tekst van een handeling of van het leven van een persoon aanlegt ten aanzien van de context kunnen steeds worden verlegd. En dat maakt de hermeneutiek uit die ze verstaan tot een oneindige opgave. Derrida gaat nu echter een stap verder en stelt dat er bij iedere afbakening in feite wordt beslist over iets dat principieel niet beslist waar is bovendien kan ieder woord uit zijn oorspronkelijke context worden gehaald en in andere context geplaatst.
Gerard Weststeijn, Doesburg maart 2024
Ik heb gebruik gemaakt van diverse teksten, die in de loop der tijd door mij zijn gebruikt in lezingen en bouwstukken.
Gadamer, Wahrheit und Methode 1960; tevens de vertaling door Wildschut.
Gadamer uit de reeks filosofie
Lubbers, R., Hermeneutische diagnostiek en probleemoplossing. De mens als tekst. Nijmegen, 1985
Lubbers, R., Psychotherapie door beeld- en begripsvorming, Nijmegen, 1988
Lubbers, R., Experiëntiële psychotherapie door beeld- en begripsvorming. De hermeneutische invalshoek. Spelvarianten. 2002. Via de website van het Langeveldcentrum.
Mul, Jos De tragedie van de eindigheid – Dilthey’s hermeneutiek van het leven.
Zimmermann, Jens. Hermeneutics, a very short introduction
Zie de volgende internetbronnen:
http://geography.ruhosting.nl/geography/index.php?title=Hermeneutics
[1] De Apologie van Socrates (Grieks: Ἀπολογία Σωκράτους: verdedigingsrede van Socrates)
[2] Immanuel Kant was een Duitse filosoof ten tijde van de Verlichting, wiens ideeën een grote invloed hebben uitgeoefend op de westerse wijsbegeerte. Kant wordt wel gezien als de eerste Duitse idealist. Zijn Kritik der reinen Vernunft uit 1781, waarin hij de grondslagen en de grenzen van de menselijke kennis onderzoekt en een eigen epistemologie creëert, wordt als zijn belangrijkste werk beschouwd
[3]Michel Foucault (Poitiers, 15 oktober 1926 – Parijs, 25 juni 1984) was een Frans filosoof, bekend vanwege zijn politiek activisme in de jaren 70 en 80 en zijn analyses in de politieke filosofie via begrippen als disciplinemaatschappij, biopolitiek en biomacht.
[4] A priori is wat van tevoren gegeven is, voorafgaand aan de ervaring of onafhankelijk van de ervaring. Meer in het bijzonder heeft dit betrekking op vaststellingen en/of oordelen die onafhankelijk van de zintuiglijke indrukken uitgesproken worden, ofwel zonder onderzoek.
[5] Transcendentaal is een technische term geijkt door Immanuel Kant (1724-1804) om een bepaald soort argumenten te kenschetsen. Een transcendentaal argument is een argument waarmee de mogelijkheidsvoorwaarden voor een bepaalde theoretische claim onderbouwd worden.
[6] Hermann Ebbinghaus (Barmen (Wuppertal), 24 januari 1850 – Breslau, 26 februari 1909) was een Duits psycholoog, pionier in het leerpsychologisch onderzoek. Zijn grootste werk Über das Gedächtnis (1885) begint op het voorblad met de woorden:
[7] Van erleben: doorleven, beleven, ondervinden.
[8] Jos de Mul DE TRAGEDIE VAN DE EINDIGHEID Diltheys hermeneutiek van het leven